Het gaat over René Stevens, geboren in 1925 in Hasselt.
Was 15 jaar toen in mei 1940 de bom viel op de grens van ons dorp met Tielt. Hij verloor er vader (51 jaar), moeder (50 jaar) en zus (17 jaar).. Het wil lukken dat net dit jaar als de viering in Molenbeek doorgaat, dat dit 70 jaar geleden is.
Getuigenis van een overlevende
Op 10 mei 1940 brak de oorlog uit en de Duitse troepen vielen België langs het oosten binnen , De vliegtuigen overvlogen Hasselt en lieten op bepaalde plaatsen hun bommen vallen .
Hierop namen vele mensen de vlucht naar het westen .De ganse nacht was het een chaos van vluchtende mensen en ronkende vliegtuigen.
De volgende morgen ,dus 11 mei, vertrokken rond 11 uur ,mijn vader,moeder,zuster en ik samen met mijn oom, tante en nichtje voor enkele dagen naar Heverlee waar zusters van mijn oom in het klooster waren.
De grote wegen waren afgezet en we konden alleen langs binnenwegen de tocht verder zetten om dan eindelijk op de Halensebaan terecht te komen.
Op deze weg waren er ook vluchtelingen te zien zowel te voet als met de fiets, stootkar en zelfs een woonwagen.
Wij haalden die woonwagen in ,maar deze zette zich daarna in het midden van de weg ,zodat mijn oom ons niet meer kon volgen.
Op de Halensebaan, op het kruispunt van de steenweg Tielt-Meensel, stond een herberg genaamd “tramhalt”.
Wij gingen daar even binnen om te wachten op de wagen met mijn oom en tante ,opdat zij zouden weten welke richting we genomen zouden hebben. Het was 14 uur geworden en op dit moment hoorden we vliegtuigen en mijn vader zou aan de deur gaan kijken ,maar is er niet geraakt, een bom viel op het huis en alles was in een enorme stofwolk veranderd.
Ik heb mijn zus die zwaar gekwetst was willen buiten dragen langs het venster dat volledig weg was en daar zei mijn zus dat ze niet meer kon en stierf in mijn armen.
Ik ging opzoek naar mijn ouders en mijn vader lag dood in het portaal en mijn moeder met een balk over de keel tussen de gelagzaal en het toilet .
Er waren ook nog andere doden .(7 in het totaal).Onmiddellijk waren helpers ter plaatse alsook een legerarts die ons (mijn nicht en ik) ter plaatse verzorgden. In tussen was mijn oom en tante aangekomen en konden niet geloven wat er gebeurd was.
In de weide naast de herberg waren intussen mensen toe gestroomd en diensten die zich met verdere verzorging en evacueren van de slachtoffers bezig hielden. Wij werden opgenomen door Urbanus en Stefanie Goethuys en konden de nacht daar doorbrengen.
De dag nadien ‘Pinksterdag’, waren er veel burgers uit de gemeente ook op de vlucht geslagen ,dat maakte ook dat we de menigte zoude vervoegen , De wagen van mijn ouders was grotendeels vernield, geen ruiten, en inslagen van ‘schrapnellen’.
Maar hij reed nog, Alvorens te vertrekken werd de iets kleinere wagen van mijn oom ,, in de stalling van het gezin Kenes , gezet ,die woonde juist over het kruispunt en zou dan daar enkele dagen later opgehaald worden.
Bij het vertrek in Molenbeek liet ik mijn vader, moeder, en zus achter,die door de zorgen van de gemeente begraven zijn geworden op het kerkhof, juist achter de kerk en voorzien van 3 betonnen kruisen.
Gedurende de verdere vlucht zijn we in Brussel aan gekomen en om verzorging gegaan naar het “hopital Edith Cavell” waar ze ons ontvingen met “allez boire l’eau du canal Albert” en ons zonder verzorging terug stuurden. In een ander hospitaal zijn we dan wel verzorgd geworden.
Bij het verlaten van dit hospitaal was er een scout ,die de weg aan het wijzen was, en ons mede genomen heeft naar hem thuis op de Louisalaan ,dit was de zoon dan de graaf d’Andecourt, en konden daar de nacht door brengen.
De dag die hierop volgde vertrok de graaf met zijn gezin naar Frankrijk, hij had daar een buitengoed en we mochten mee reizen naar daar .Het buitengoed was gelegen in Cany- Barville , in Normandie.
Daar kregen we verzorging van een plaatselijke dokter. Toen we hoorden dat de stad Arras al door de Duitsers bezet waren zijn we daar ook moeten opstappen en in een file van vluchtelingen gekomen die allemaal naar het zuiden van Frankrijk trokken.
In Cahors heeft de gemeente onze wagen in beslag genomen en ons onderkomen bezorgd 7 kilometer verder namelijk in Mercues,
Daar kregen we een huis in ruil voor werk in de wijngaard, Naderhand is door het Franse leger de helft van dit huis in beslag genomen voor een veldkeuken in te richten, Hier mochten we eveneens met een eetketeltje aan schuiven.
Dit hebben we moeten volhouden tot in september, toen de gemeente de auto weer vrij gaf en wij op hun kosten naar België konden vertrekken. We kregen een volle benzinebak en wat geld voor onderweg.
Het is te lang om de terugweg te beschrijven ,want die is ook niet “zomaar” geweest.
Maar we zijn wel zonder slapen thuis geraakt, en daar begon dan weer al het administratieve.
Wij, ik ,mijn vrouw en mijn kinderen bezoeken meermalen per jaar onze familiegraven op het kerkhof en hebben er kennis gemaakt met vrienden die onze situatie kennen en begrijpen.
Jammer dat de herberg “tramhalt” nu herrezen is in een café “De plezante hoek”.
Maar de tijden zijn ook helemaal veranderd en ik neem hier geen aanstoot aan.